Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Procesrecht. Onteigening. Vervolg op HR 11 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3563. Uitspraak van ABRvS door partij toegezonden aan rechtbank nadat vonnis was bepaald. Schending diverse procesrechtelijke voorschriften en beginselen; hoor en wederhoor.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



16 december 2016

Eerste Kamer

16/03244

LZ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,

EISER tot cassatie,

advocaat: mr. J.P. van den Berg,

t e g e n

de GEMEENTE RHEDEN,zetelende te De Steeg, gemeente Rheden,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaten: mr. J.A.M.A. Sluysmans en mr. R.T. Wiegerink.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.

1 Het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het arrest in de zaak 15/03617, ECLI:NL:HR:2015:3563 van de Hoge Raad van 11 december 2015;

b. het vonnis in de zaak C/05/284095/HZ ZA 15-216 van de rechtbank Gelderland van 18 mei 2016.

Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.

2 Het tweede geding in cassatie

Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de plaatsvervangend Advocaat-Generaal J.C. van Oven strekt tot vernietiging en verwijzing.

3 Beoordeling van het middel

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Nadat de Hoge Raad bij het hiervoor in 1 vermelde arrest de zaak had teruggewezen, heeft de rechtbank pleidooi bepaald op 26 april 2016.

(ii) De advocaat van [eiser] heeft zich op 5 april 2016 aan de zaak onttrokken.

(iii) Ter zitting van de rechtbank van 26 april 2016 is de zaak bepleit. Daarbij is namens [eiser] het woord gevoerd door zijn zoon, en namens de Gemeente door haar advocaat. De zaak is verwezen naar de rol van 25 mei 2016 voor vonnis.

3.2.1

In het thans in cassatie bestreden vonnis van 18 mei 2016 heeft de rechtbank (wederom) de door de Gemeente gevorderde vervroegde onteigening uitgesproken en het voorschot bepaald op € 206.000,--.

3.2.2

In rov. 1.1 van dat vonnis wordt onder de opsomming van stukken waaruit “het verloop van de procedure blijkt” genoemd “het faxbericht van de zijde van de Gemeente van 2 mei 2016 met als bijlage de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2016”.

3.2.3

In de uitspraak van de Afdeling waarnaar wordt verwezen, is onder meer afwijzend beslist op het verzoek van [eiser] tot herziening van de uitspraak van de Afdeling van 3 december 2014. In die laatste uitspraak was [eisers] beroep tegen de vaststelling van het bestemmingsplan Dieren-Midden, locatie Stationsgebied, ongegrond verklaard.

3.2.4

In haar vonnis heeft de rechtbank in diverse rechtsoverwegingen (5.4 - 5.8 en 5.12) verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2016.

3.3

Onderdeel 1 van het middel betoogt dat de rechtbank ten onrechte acht heeft geslagen op de e-mail van 2 mei 2016 (hiermee wordt kennelijk gedoeld op ‘het faxbericht’ waarnaar de rechtbank verwijst) en de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2016, omdat:

(a) deze stukken niet door een advocaat zijn ingediend (art. 82 t/m 84 Rv);

(b) deze stukken niet bij akte of conclusie in het geding zijn gebracht (art. 82 t/m 84 Rv);

(c) deze stukken niet (gelijktijdig) aan [eiser] zijn gezonden en [eiser] ook niet van de stukken in kennis is gesteld, hetgeen in strijd is met een goede procesorde en art. 84 lid 4 Rv;

(d) de rechtbank geen kennis mag nemen van berichten aan de rechtbank nadat vonnis is bepaald, tenzij blijkt dat de wederpartij met de kennisneming heeft ingestemd, hetgeen hier niet is gebeurd (art. 6.1 Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken);

(e) de rechtbank [eiser] geen mededeling heeft gedaan van de e-mail met bijlage van 2 mei 2016 en hem ook niet in de gelegenheid heeft gesteld zich daarover uit te laten.

3.4.1

De klachten (a), (d) en (e) van het onderdeel zijn gegrond. De rechtbank behoort ook in onteigeningszaken geen acht te slaan op stukken die haar door een partij worden toegezonden buiten de verplichte procesvertegenwoordiger om. Daarom is klacht (a) gegrond. Voorts betoogt klacht (d) terecht dat uit art. 6.1 van het Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken volgt dat de rechtbank niet had mogen kennisnemen van de e-mail (dan wel het faxbericht) van de Gemeente met bijlage, nu deze was toegezonden nadat vonnis was bepaald. Noch uit het vonnis, noch anderszins blijkt dat [eiser] met die kennisneming heeft ingestemd. Ook volgt uit het beginsel van hoor en wederhoor dat de rechtbank de e-mail (dan wel het faxbericht) van de Gemeente met bijlage niet in haar uitspraak had mogen betrekken zonder [eiser] in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten, zoals klacht (e) met juistheid betoogt. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat de advocaat van [eiser] zich had onttrokken, nu de rechtbank in deze situatie [eiser] in kennis had moeten stellen van de haar toegezonden stukken teneinde [eiser] in de gelegenheid te stellen daarop door tussenkomst van een nieuwe advocaat te reageren.

3.4.2

Bij het bovenstaande verdient opmerking dat niet van belang is in hoeverre (de e-mail dan wel het faxbericht met) de uitspraak van de Afdeling daadwerkelijk een rol heeft gespeeld voor de beslissing van de rechtbank. Zoals volgt uit HR 9 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5882, NJ 2012/637, was het niet aan de rechtbank, maar aan [eiser] om te beoordelen of het door de Gemeente aan de rechtbank toegezonden stuk met bijlage noopte tot een reactie zijnerzijds (in dit geval: door tussenkomst van een nieuwe advocaat). Reeds omdat de rechtbank de uitspraak van de Afdeling op diverse plaatsen heeft betrokken in de motivering van haar vonnis, kan niet worden gezegd dat de toezending van die uitspraak in redelijkheid niet van enig belang kan zijn geweest voor haar oordeel.

3.5

Onderdeel 2 bevat onder meer een klacht met een vergelijkbare strekking als klacht (e) van het eerste onderdeel. Deze klacht slaagt op grond van het vorenstaande eveneens.

3.6

Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.

4 Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 mei 2016;

wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing;

veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 500,26 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 16 december 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature